Dromen over Frankrijk

Thuiskomen

De vakantie is voorbij, de wekker ging vroeg. Juliette staarde uit het raam, rugzak om. Anna en Elsa-sokken hoog opgetrokken, daarboven vierjarige spillebenen. Ze keek bezorgd. Ze moest het nog maar eens zien, of weer naar school gaan echt zo leuk is als dat wij steeds riepen.

Ik bekijk de foto’s van ons weekje fietsvakantie deze zomer. Een kleine vakantie die ik bedacht.  Voor de verandering geen kamperen. ‘’Als dat maar niet het begin van het einde is.’’ zei Gijsbert.

Het werd een heerlijke week.

We waren Kleinhuizen nog maar net uit, of we werden al verrast door Nieuwegein. We fietsten langs de vaart, langs Park Oudegein met de molen, de moestuintjes. Al snel kwamen we in rivierenland met de lange dijken waaraan boerderijen tussen hoge bomen liggen.

Bij Schoonhoven staken we de Lek over. Via Brandwijk, waar ik ooit van een paard viel en mijn arm brak, Bleskensgraaf en Molenaarsgraaf. Die zondag was het eigenlijk veel te heet om zo ver te fietsen. We kregen een kleine indruk hoe een wereldfietser zich in de Sahara voelt. Jaloers keken we naar de dorpskinderen die van bruggen in het water sprongen. Na bijna 60 km fietsen en vele rustpauzes later arriveerden we in het Stay Oke in de Biesbosch.

Daar bleven we twee nachten. We huurden een kano en zwommen in een meer. Personeel van het hostel zwaaiden ons die dinsdag uit. In Dordrecht kochten we badmintonrackets en dronken we koffie.  De waterbus bracht ons naar Zwijndrecht. We fietsen door het decor van mijn kindertijd. Langs de vijver waar we in de winter schaatsten. Over de weg waar ik op een haar na geschept werd door een auto toen ik blindelings achter een tekening van mijn zusje aan rende, weggewaaid door mijn schuld. De piepende remmen, een harde gil, de man die zijn hoofd uit de auto stak en zei: ‘’Meisje, meisje, meisje toch.’’ We stonden even stil bij het grasveld, in mijn herinnering een eindeloze steppe. Het was ooit het centrum van mijn leven. Er om heen lag mijn huis, de basisschool, het huis van opa en oma, het winkelcentrum en de kerk. Daar speelde mijn overzichtelijke leventje zich af. Misschien dat het grasveld daarom zo vaak terugkomt in mijn dromen.

Even later fietsten we, tot groot enthousiasme van de kinderen, de oprit naar het huis van mijn ouders op. We kregen de volgende ochtend een uitgebreid ontbijt, alsof we in een echt B&B waren. Via de Kinderdijk, slalommend om toeristen, namen we de pont naar Krimpen aan de Lek, richting Stolwijk. Daar huurden we voor twee nachtjes een klein huisje bij mensen in hun (enorme) tuin. Er was een boomhut, er waren kippen en ook twee varkens die Wiener en Schnitzel heten. De Krimpenerwaard en de Lopikerwaard maakten indruk op ons. Kronkelige sloten waarop lelies en zwanen drijven. Wankele houten hekken lijken verdwaald in het landschap. Zwart- en bruinbonte koeien delen hun weilanden met schapen en geiten. Boomgaarden op lange dijken. Het is het oer- landschap dat in oude boekjes voorkomt. We stopten, omdat Berend aan het morren sloeg, bij een bordje aan de weg ”Hier koffie en limonade”. We kwamen terecht in de overdadige bloementuin van een dame met een roze zomerhoed op. Juliette voerde er kippen en aaide pony’s. De dame smeerde een boterhammetje voor ons. In het prachtige stadje Oudewater dronken we ijsthee op een terras. Juliette en Berend converseerden er geanimeerd met een aantal senioren. Opnieuw werden we uitgezwaaid. We kwamen energiek en uitgerust terug in ons fijne huisje in het groen. De buren hadden voor de plantjes gezorgd.

Als ik Juliette uit school haal, kijkt ze blij.  ‘’Ik ben gevallen maar ik had geen bloed en de juffrouw is lief.’’ roept ze zodra ze mij ziet. Thuis in ons Tiny House. En in Nieuwegein.

Share and Enjoy !

0Shares
0 0